Mijn Franse buren zijn in menig opzicht een lot uit de loterij. Vanaf dag één hebben ze me met open armen ontvangen en me het gevoel gegeven zeer welkom te zijn. Ik kan altijd een beroep op ze doen voor praktische zaken. Gelukkig, en da’s eigenlijk veel belangrijker, zijn ze ook van de gezelligheid. Regelmatig zoeken we elkaar op voor koffie, thee of een borrel.
Die borrel, l’apéro dus, is meestal rond een uur of 6. Inmiddels heb ik geleerd dat ik echt niet op tijd hoef te zijn en dat een Brabants kwartiertje later, prima is. Traditiegetrouw zorgt Nathalie voor de hapjes, waarover later meer en Michel voor de drankjes. De keuze is reuze: wijn in drie kleuren en ook de zoete witte wijn is altijd aanwezig, die heeft Nathalie namelijk het liefst. Daarnaast allerlei dranken met wisselend alcohol percentage. Ricard, Pernod of Pastis al dan niet aangelengd met water en ijsblokjes. Er bestaat tegenwoordige ook een lekkere variant zonder alcohol. Voor Claude, de 85-jarige overbuurman die ook altijd gezellig aansluit, is er Suze, iets met kruiden. Bij mij geen favoriet maar wel altijd in huis voor Claude dus. Ik drink zelf graag een kir. Niet royal met bubbels maar met witte wijn. Daar gaat dan een crème de cassis in. Of een andere crème, bijvoorbeeld mûrs, bramen of pêche, perzik.
Iets anders kan natuurlijk ook, bijvoorbeeld Lillet. In de zomer lekker met tonic en ijsklontjes. Favoriet bij mij is de Floc de Gascogne, ontdekt tijdens mijn zoektocht naar een huis in Frankrijk. Een combinatie van jonge Armagnac en witte of rode wijn. Te vergelijken met een Pineau de Charentes. Ik opper de Floc altijd als huisaperitief aan de gasten die aanschuiven bij de table d’hôtes. Opvallend is dat de Franse gasten het meestal niet kennen en aangenaam verrast worden.
Tot zover de drankafdeling. Door naar de hapjes. Ik maak even onderscheid tussen een “gewone” apéro en de apéro dinatoire. Bij de gewone apéro komen er wat eenvoudige dingen op tafel zoals olijven, chips, nootjes en kleine blokjes kaas.
Bij een apéro dinatoire wordt er flink uitgepakt. Zoals het woord al zegt, hoef je daarna niet meer te dineren. Een aangeklede borrel dus. Mijn lieve buurvrouw Nathalie zorgt voor de inwendige mens. En dat doet ze vrij uitgebreid. Allerlei hapjes komen voorbij. Kleine glaasjes met soep of garnaaltjes. Vismousse, meestal geserveerd op slappe witte toastjes, hartige taartjes, verschillende worsten en ham. Tot slot altijd een keur aan kleine desserts zoals ijs, gevulde soesjes, gebak of chocolade mousse. Rollend naar huis dus.
Mijn buren zijn ook wel van de tradities zodat er op verschillende momenten in het jaar bepaalde gerechten gegeten worden. In de winter is dat bijvoorbeeld zuurkool, choucroute met gekookte aardappelen en verschillende worstsoorten. Op 6 januari, Drie koningen is er de Galette des Rois. Een amandeltaart waar vroeger een boon, fève, in verstopt zat. Als je die vond, was je koning voor één dag. Ik heb ‘m nog nooit gevonden. Geserveerd met een lekker bubbeltje. Op 2 februari is het pannenkoekendag. La Chandeleur. De ronde pannenkoeken staan symbool voor de zon die aan het einde van de winter weer vaker en langer te zien is. En het meel dat gebruikt wordt, maakt de verbinding met de opening van het nieuwe zaaiseizoen. Op tafel komen heerlijke dunne crèpes met potten vol zoetigheid om te besmeren. Denk Nutella, crème de marrons, en allerlei soorten jam. Daar hoort dan weer cider bij gedronken te worden.
Kortom, veel mogelijkheden om samen het glas te heffen en het leven te vieren. Ik hou ervan.