Compromis: een keurig Frans woord, dat wij in het Nederlands ook gebruiken en volgens de geraadpleegde woordenboeken (Frans, Nederlands, Nederlands-Frans en Frans-Nederlands) is de betekenis in het Frans en in het Nederlands hetzelfde. Taalkundig kan dat misschien wel waar zijn, maar cultureel is er een heel groot verschil.
In het Nederlandse woord ‘compromis’ zit een vleug tevredenheid. Er was een conflict, we hebben erover gesproken en een oplossing bedacht, die voor beide partijen aanvaardbaar is: er is een oplossing gevonden en dat leidt tot tevredenheid.
In het Franse woord ‘compromis’ zit een vleug teleurstelling. Er was een conflict, we hebben erover gesproken en een oplossing bedacht. Je hebt dus niet gekregen wat je wilde en dus heb je een nederlaag geleden.
In ons werk in Frankrijk hebben we vaak te maken gehad met compromissen: tussen kopers en verkopers van onroerend goed of een bedrijf, tussen concurrerende bureaucratieën. Als er een middenweg gevonden moet worden tussen de beide partijen, dan is het heel verstandig om al vanaf het begin van de gesprekken (of onderhandelingen) in de gaten te houden dat elke uitkomst, niet zijnde de uitkomst van de andere partij, als een nederlaag kan worden opgevat. Mogelijk kun je dingen doen, al zijn het maar woorden, of iets toegeven van voor jou niet zo wezenlijk is, om het nederlaaggevoel van het vereiste compromis bij voorbaat al te verzachten of te compenseren. Een Nederlandse houding van “we hebben een oplossing, dus zijn we allemaal blij” kan bij Franse onderhandelingen tot grote brokken leiden: Eenmaal een compromis afgewezen is het voor veel Fransen lastig terugkomen om alsnog het compromis te accepteren: dan voelt het als twee opvolgende nederlagen.